Bij de Wyandotte kennen we vijf enkelkleurige kleurslagen.
De witte kleurslag heeft de meeste aanhangers.
Dat betekent dat men op tentoonstellingen grote concurrentie ontmoet.
Sommige witte Wyandottes zijn vrijwel tot in de perfectie gefokt.
Dat houdt tevens in dat men met name bij deze kleurslag zeer streng moet selecteren.
Het kleinste foutje wordt afgestraft.
De problemen liggen wel eens in een te donsrijke bevedering en in een niet zuiver witte veer.
De enkelkleurigen zijn uitgesproken typedieren, zo ook de zwarte.
Helaas houden zich steeds minder liefhebbers bezig met het fokken van deze prachtige kleurslag.
Een groenglanzende diepzwarte kleur, die gepaard gaat aan warmrode kopversierselen, gele poten en dan nog liefst een gele snavel, is toch een lust voor het oog.
Dan kennen we nog de blauwe kleurslag, een mooie maar moeilijke kleur om te fokken.
Ten eerste ligt daar het feit dat blauwe dieren niet fokzuiver zijn.
Dit houdt in dat men grote aantallen moet fokken om voldoende keus over te houden.
Daarbij komt dat er nogal eens kleurspatten en roest- en bruinrode aanslag in het blauw voorkomen.
Ook de buff kleurige Wyandottes worden weinig gefokt.
Bij deze kleurslag verlangt men een zo egaal mogelijke en diep zachtgele kleur, te vergelijken met de kleur van een nieuwe zemenlap.
De egale kleur is het best te verkrijgen door te fokken met dieren die wat kleur betreft zo dicht mogelijk bij elkaar liggen.
De rode Wyandotte is een zeldzame verschijning geworden. Ook hier speelt het probleem de kleur zo egaal mogelijk te houden.
Deze moet diep glanzend rood zijn, met zo min mogelijk zwart in de veren.