Onder de gezoomden vallen de zilverzwart , de goudzwart, de goudblauw, en de geelwit gezoomden.
Op de tentoonstellingen trekken deze kleurslagen vaak de aandacht van de geïnteresseerde leek.
Ook de fokkers en de keurmeesters ziet men vaak voor de kooien van deze dieren staan praten.
Toch worden ze naar verhouding weinig geshowd, wat overigens niet wil zeggen dat ze niet veel worden gefokt.
Het valt namelijk niet mee om een goede gezoomde voor te brengen.
Vaak missen de dieren de gebogen lijnen en rondingen, die zo kenmerkend zijn voor de Wyandotte.
Dit wordt mede veroorzaakt door de wat hardere veerstructuur, de wat langere veer en de geringere donsontwikkeling.
Daarbij komt nog de moeilijkheid om een mooie gelijkmatige zoming om het binnenveld van de veer te creëren.
Wanneer dit laatste goed tot zijn recht wil komen, dan is een brede veer noodzakelijk.
De derde moeilijkheidsfactor is de grondkleur, waarin vaak wat donkere kleurspatten voorkomen.
De zilver zwartgezoomde dieren laten hier soms het ideale beeld zien.
Een zo goed als volkomen wit vlak met een kevergroen glanzende, zwarte zoom.
Deze kleurslag heeft voor wat betreft de gezoomden dan ook de meeste aanhangers.
De fokkers van de goud zwartgezoomden worden geconfronteerd met een vierde moeilijkheidsfactor, de kleur van het "goud".
Wordt deze iets lichter, waardoor de zwarte zoming zich beter aftekent, dan ontstaat er een duidelijk zichtbare en ook storende nerf.
Fokt men ze zo dat de nerf niet meer zichtbaar is, dan ontstaan er dieren met een mahonie-achtige kleur.
Daardoor ontstaat een te donker totaalbeeld.
De kunst is om het evenwicht te vinden tussen beide uitersten.
Wie goud blauwgezoomden wil fokken, moet helemaal van moeilijkheden houden.
Want behalve genoemde problemen worden de fokkers geconfronteerd met het feit dat de factor blauw niet constant is.
Deze varieert van zeer donkerblauw tot bijna gebroken wit.
De geel witgezoomden zijn zeldzaam geworden.
In de grote variëteit ziet men de geelwitten (afkomstig van Duitse importen) pas sinds enkele seizoenen weer in de Nederlandse tentoonstellingskooien.
De dwergvorm wordt nog door een paar fokkers in stand gehouden.
Ook hier is het evenwicht tussen de geelachtige grondkleur en de roomkleurige omzoming het grote probleem.
Zoals eerder gezegd valt men vaak op de gezoomden, maar het fokken van deze kleurslagen vereist veel doorzettingsvermogen.